Alfred Döblin en Louise Fresco: over technologie en emotie, mensenleed en dierenrechten
Het abattoir van Berlijn. In het Noordoosten van de stad, tussen de Eldenaerstraße voorbij de Theaterstraße en de Landsbergerallee tot aan Cotheniusstraße staan de gebouwen, hallen en stallen van het abbatoir en de veemarkt. Dit emplacement heeft een grootte van 47,88 ha. Als men de gebouwen achter de Landsbergerallee niet meerekent, heeft dit alles de gemeente Berlijn 27.083.492 mark gekost (de veemarkt met aangrenzende stallen en gebouwen 7.682.844 mark, het abattoir 19.410.648). (p.151, 'Berlin Alexanderplatz', 1929)
Decor: "Het Duitsland van de jaren dertig
van de twintigste eeuw".
Maar veel lijkt er niet veranderd, in een kleine eeuw.
Of het moeten die krulstaartjes zijn, want díe hebben de huidige varkens (ik wilde schrijven: 'heeft de huidige generatie varkens niet meer', maar de tegenwoordig nog veel sneller vet gemeste varkens zijn nu allemáál kinderen als ze worden vermoord!) niet meer:
Maar veel lijkt er niet veranderd, in een kleine eeuw.
Of het moeten die krulstaartjes zijn, want díe hebben de huidige varkens (ik wilde schrijven: 'heeft de huidige generatie varkens niet meer', maar de tegenwoordig nog veel sneller vet gemeste varkens zijn nu allemáál kinderen als ze worden vermoord!) niet meer:
Weer doet iemand achterin een deur open, de damp trekt weg, een nieuwe drom varkens stroomt naar binnen, rare dieren toch met hun vrolijke krulstaartjes en bonte strepen op hun rug. En wat ze weer snuffelen en wroeten. Het is hier even koud als daarginds, maar nat op de grond en ze weten niet wat dat is, snuffelen eraan en likken het op. En smeren hun snoeten erin heen en weer.Een jongeman met een bleek gezicht, blond haar en een geplakte scheiding zoekt een sigaar. Kijk hem nog maar eens goed aan, dat is de laatste mens, die zich met jullie bezighoudt. Denk niet slecht over hem, hij doet het ook voor zijn broodje en zou zeker ook liever wat anders doen. Hij is beambte en heeft in die functie ambtelijk iets met jullie te bespreken. Wees dus niet boos op hem. Hij draagt alleen maar een hemd en een broek, bretels en een paar schoenen, die tot over zijn knieën reiken. Dat is zijn ambtskleding. Nu neemt hij zijn sigaar uit zijn mond, legt die zolang opzij en neemt een lange bijl uit de hoek. (p.153, 'Berlin Alexanderplatz')
De schrijver - een
kind van zijn tijd? - lijkt dierenwelzijn belangrijk te vinden.
Precies zoals Louise Fresco in 'Het Hamburgerparadijs' al schreef:
Terwijl dierenwelzijn vooral als een Westerse
verworvenheid geldt, moeten we ondertussen niet vergeten dat de meest
geavanceerde wetten ten gunste van dieren ontstonden in het Duitsland van de
jaren dertig van de twintigste eeuw. (pp.140-141)
In dit citaat lijkt Fresco een oorzakelijk verband te leggen tussen dierenwelzijn (oorzaak) en een gebrek
aan mensenwelzijn (gevolg).
Overigens zonder deze wonderlijke en in het geheel niet onderbouwde causaliteit nader toe te lichten.
Bij wijze van
retorische suggestie dus eigenlijk.
Want de oplettende lezer weet
zelf maar ál te goed wat er aan de hand was, in het Duitsland van de jaren dertig van de twintigste
eeuw: een inkoppertje!
Zo werden de mensenrechten er massaal met voeten getreden.
Onder meer de rechten van auteur Alfred
Döblin in eigen persoon, die - nota bene - moest vluchten voor de nazi's en wiens boeken op de
brandstapel terecht kwamen.
Vrij vertaald: 'Geen idéé waar je het over hebt!' 'Komt goed. Het is wetenschappelijk!' Cartoon verkregen via internet |
Desalniettemin suggereert Fresco een
relatie tussen "geavanceerde wetten ten gunste van dieren" en minder
geavanceerde wetten ten gunste van mensen.
Een joekel van een
schijnverband dus.
Voor de zekerheid werkt ze deze gevolgtrekking dan ook niet verder uit.
Wel benadrukt ze elders in haar boek keer op keer dat
het voeden van de wereldbevolking nu eenmaal offers vraagt.
Wie zich al te zeer
met "geavanceerde wetten voor dieren" bezighoudt is hiertoe niet
bereid, aldus Fresco.
Kortom: het door haar gesuggereerde oorzakelijke verband blijkt een -
retorische! - losse flodder.
Andersom is waarschijnlijker, zoals diverse hulpinstanties uit ervaring weten: in gezinnen waar de hond mishandeld wordt, kun je maar beter alert zijn op kindermishandeling.
Om op Fresco en Döblin terug te komen: hier houden de parallellen - verwijzingen naar het paradijs,
bevestiging van de focus op dierenwelzijn in het Duitse interbellum - tussen
beide boeken ook meteen op.
Döblin wekt eveneens
suggesties - van oudsher immers het voorrecht van de romanschrijver - maar
lijkt een volstrekt andere relatie te leggen tussen de omstandigheden van
dieren en die van mensen:
Wat die beide mensen aan hun leven hebben? In de eerste plaats hebben ze elkaar, verder, zoals de vorige zondag, een vrijkaartje voor de bioscoop, en zo nu en dan eens een feest van de vereniging of een verjaarsvisite. Verder nog mooi en slecht weer, bij de kachel zitten, koffie en thee. (p.142, 'Berlin Alexanderplatz')
Daar waar de dieren
het niet zo best hebben, is een mensenleven evenmin veel waard, lijkt Döblin te
zeggen.
Maar dát is allemaal een kwestie van "perceptie en projectie", zou Fresco vermoedelijk zeggen.
Wie haar voor een
wat ongevoelig mens houdt, heeft er dan ook niet veel van begrepen!
'Hamburgers in het paradijs' staat vol
met korte zinnetjes zoals de volgende:
Je zou graag willen dat het zo was. Wie droomt er niet van een gezellig erf? (p.422, 'Hamburgers in het paradijs')
Voor die beelden ben ik ook niet immuun...(p.398)
Desondanks lijkt bij háár - dit in flagrante tegenstelling met anderen, in het bijzonder de wetenschappelijke leken - de
ratio áltijd de overhand te hebben.
Nostalgie en romantiek
zijn weliswaar onmiskenbaar aanwezig in haar persoon, maar leiden er nimmer toe dat zíj haar verstand
verliest.
Maar wacht, Döblin formuleert dit anders:
Hebt gij uw hart reeds aan de natuur verloren? Ik nog niet. Natuurlijk was ik diep onder de indruk, toen ik de Alpen en de golven der zee zag. Dat alles deed mijn hart sneller kloppen, doch verloren heb ik het niet, zelfs niet in de regionen, waar de adelaar zijn nest heeft, noch in de diepste diepten, waar de mijnwerker naar verborgen schatten delft.Waar dan?Hebt ge uw hart aan de sport verloren? Aan de jeugdbeweging? Aan de strijd in de politiek? Aan het socialisme?Ook daaraan heb ik het niet verloren.Hoor je dan tot dat soort mensen die hun hart nooit verliezen, maar er heel goed op passen en het netjes in watten pakken, zodat er geen tochtje bij kan komen? (p.143, 'Berlin Alexanderplatz')
Het bovenstaande lijkt een rake
typering van... Fresco.
Je hart bewaren, héél zuinig bewaren!
Is dit niet veel
treffender dan oppassen je verstand niet te verliezen?
Geen kwestie van
"perceptie en projectie" dus, maar van formulering.
Want:
Technologie is de sleutel tot een beter leven. (p.475, 'Hamburgers in het paradijs')
Wat opvalt is dat
beweringen als deze worden gedaan met een stelligheid die - en nu druk ik me mild uit - onbewezen blijft.
Er is een belangrijk verschil tussen Döblin en Fresco.
Waar Döblin, als een creatieve romanschrijver, speelt met
zijn vocabulaire, bedient Fresco zich overal in haar boek van een en dezelfde
taal: de (populair) wetenschappelijke.
Op die manier lijkt zij de lezer in
slaap te sussen.
Zoals ik al eerder schreef is pakweg negenennegentig procent van haar boek strikt
wetenschappelijk, rationeel en helder geformuleerd.
Dat is heel slim.
Want zo valt niet op dat ze in een kleine minderheid van haar formuleringen en redeneringen - voornamelijk binnen enkele cruciale hoofdstukken - wetenschappelijke degelijkheid, rationaliteit en bewijsvoering suggereert waar
deze - helaas, helaas - in geen velden of wegen te bekennen zijn.
Juist precies dáár waar ze
haar belangrijkste stellingen poneert, is de achterliggende rationaliteit
verdwenen.
Overigens zonder dat dit opvalt.
Knap.
Rázend knap.
Petje af!
Döblin daarentegen wisselt lyrische passages voortdurend af met wetenschappelijke of zelfs technologische taal.
Bijvoorbeeld waar de moord van hoofdpersoon Biberkopf op zijn vrouw beschreven wordt:
Hetgeen een seconde geleden met de borsten van de juffrouw geschiedde, houdt ten nauwste verband met de wetten van Newton. Zonder kennis van deze wetten is het voorgevallene onbegrijpelijk. Het is dus nodig de volgende formules te raadplegen.[...]Bij een dergelijke beschouwing, die geheel aan de eisen van onze tijd voldoet, hebben we niets met Errinnyen meer te maken. Men kan thans schakel voor schakel nagaan wat Franz deed en Ida moest verduren. Alles is helder en duidelijk in deze formulering. We hebben dus enkel na te gaan hoe dit proces verder verliep. Ida verloor haar vertikale houding, die in een horizontale veranderde ten gevolge van de al te forse stootkracht van de tegenstander. (pp. 112-113, 'Berlin Alexanderplatz')
Waar ligt eigenlijk de
grens tussen technologie en emotie?
Wanneer en waar moet
je welk vocabulaire gebruiken?
Schrijver Döblin speelt met deze
verwarring.
Waar het de moord op
een mens betreft, valt hij terug op een technische verhandeling met formules.
Maar ook in zijn
beschrijving van het "productieproces van dierlijke eiwitten" bedient
hij zich deels van technologische formuleringen:
Een vrolijke, welige wei en een warme stal.Een goed verlichte slagerswinkel. De verlichting van de winkel en de etalage moeten met elkaar in harmonie zijn. Vooral direct licht of half indirect licht komt in aanmerking. In het algemeen zijn lampen voor direct licht het meest doelmatig, daar vooral de toonbank en het hakblok verlicht moeten zijn. Kunst-daglicht, door blauwe lampen, komt voor een slagerswinkel niet in aanmerking, daar vleeswaren steeds om belichting vragen, waaronder de natuurlijke vleeskleur niet te lijden heeft. (p.159, 'Berlin Alexanderplatz')
Door voortdurend van
vocabulaire te wisselen, wordt de vanzelfsprekendheid van de
"perceptie" (Fresco) als het ware doorbroken.
De lezer moet zich wel
gaan afvragen wat, strikt genomen, als normaal kan worden beschouwd en hoe je zoiets eigenlijk zelf zou omschrijven.
In de volgende passage
wisselen cijfers, met emotie beladen formuleringen en verstandige - enerzijds,
anderzijds - praat elkaar af:
Aanvoer ter veemarkt: 11543 varkens, 2016 koeien, 1920 kalveren, 4450 schapen.Wat doet die man daar nu met dat kleine kalfje? Hij sleept het aan een touw door die grote hal, waar tientallen stieren brullen, en brengt het naar een bank. Hier staan een hele hoop banken naast elkaar en op elk van die banken ligt een houten knuppel. Nu tilt hij het met beide armen op en legt het op een bank. Rustig laat het zich opnemen. Hij pakt het vast, grijpt met zijn linkerhand de achterpoten, zodat de stakker niet om zich heen kan schoppen. Nu pakt hij het touw, waaraan hij het hiereen gebracht heeft en bindt het daarmee aan een ring in de muur vast. Het dier is heel geduldig, ligt nu heel stil, en weet niet wat er straks zal gebeuren, het ligt niet erg gemakkelijk op de harde bank, stoot met zijn kop tegen een stok, maar weet gelukkig niet dat het en grote dikke knuppel is, waarmee het straks zal worden doodgeslagen. Dat zal zijn laatste contact met deze wereld zijn. Kijk, waarachtig, die oude eenvoudige man met zijn zachte, bevende stem, spreekt het beest eerst nog toe, neemt dan zijn knuppel – veel kracht heeft hij niet nodig voor zo’n klein beest – en slaat het in zijn nek. Zo heel rustig, alsof hij het diertje hierheen gebracht had om te zeggen: ga nou maar even rustig liggen. Zó slaat hij het in zijn nek, zonder boosheid, zonder enige opwinding en ook zonder weemoed. Het is nu eenmaal niet anders: jij bent nu eenmaal een arm kalf en ik kan er ook niks aan veranderen. Je begrijpt het wel, zo gaat het in de wereld. Met zijn poten zo lang mogelijk gestrekt ligt het kalf daar nu heel stijf en stil. Zijn zwarte fluwelen ogen zijn plotseling heel groot geworden. Ze hebben witte randen gekregen en draaien nu heen en weer. De man weet al hoe dat is. Dat doen ze altijd, maar vandaag is er zoveel te doen, er moet nog zoveel gebeuren. Hij tilt het op, zijn mes lag eronder, met zijn voet trekt hij de kom voor het bloed naar zich toe. Dan maakt hij een snee in de hals, de lucht ontsnapt, de kop is topzwaar en valt langs de bank naar beneden. Het bloed spuit, een dik zwartrood vocht met veel blazen. Ziezo, dat is ook alweer klaar. Rustig en heel kalm snijdt hij verder tussen twee wervels door. Dan laat hij het dier los, legt zijn mes op de bank. Nu wast hij nog zijn handen in een emmer en gaat dan weg.Daar ligt het kalf. Moederziel alleen. Het is naar de kant gegleden, zijn kop naar beneden. Overal in de hal is een vrolijk lawaai. Men is aan het werk, brengt nieuwe stukken vlees en hangt die dan aan haken. Daar hangt nu die kop tussen de beide poten van de bank. Bloederig en nattig. Zijn tong steekt tussen de tanden uit en is blauw en gezwollen. Zonder ophouden, steeds weer opnieuw, ligt dat arme kalf te rochelen. Het probeert nog los te komen, zijn dunne kinderlijk-dunne poten beven en trillen nog een beetje. De ogen zijn al star en blind. Dode ogen. Zo ziet een kalf eruit als het gestorven is. De oude kalme man leunt tegen een pilaar, heeft een klein zwart opschrijfboekje in zijn hand, kijkt naar de slachtbank en begint te rekenen. De tijden zijn slecht, moeilijk rondkomen, als men concurreren moet en toch verdienen. (p.165, 'Berlin Alexanderplatz')
Nadeel van dit citaat is dat ik het weer even gezien houd voor vandaag.
Droevige tekening, verkregen via internet |
Samengevat: De vergelijking tussen Döblin en Fresco biedt een interessant historisch perspectief.
Waar dieren mishandeld worden, is mensenleed niet ver weg!
Waar dieren mishandeld worden, is mensenleed niet ver weg!
Zodra mensen zich bovendien opvallend hardnekkig beroepen op 'rationaliteit' lijkt leed - bij voorkeur van anderen, in het bijzonder types die niet veel terug kunnen doen, zoals dieren - in het algemeen een bijkomstigheid: een onvermijdelijk hobbeltje om te nemen.
Voor de goede zaak, dát spreekt vanzelf!
Voor de goede zaak, dát spreekt vanzelf!
Reacties
Een reactie posten