"Dit kan niet waar zijn", Joris Luyendijk
Commentaar van een vriend op mijn blogs: “Leuke layout, maar bij
een blog moet je de aandacht vasthouden met kortere stukken. En scherper
schrijven”.
Vooruit dan maar.
Mijn commentaar op “Dit kan niet waar zijn”, van Joris Luyendijk,
kan in drie woorden: lees dat boek!
Oké, toch nog een Post Scriptum.
Voor wie geen tijd heeft om het boek te lezen.
Een expeditie
Journalist Luyendijk, opgeleid als antropoloog, drong het
financiële hart van Europa binnen: de City van Londen.
Volgens de schrijver John Lancaster is de city:
...in terms of its basic functioning, a far-off country of which we know little. (Lancaster, Whoops, 2010)
Reden genoeg voor een antropoloog om poolshoogte te nemen.
Ik denk aan een bekende antropologen-grap: “Waaruit bestaat het
gemiddelde huishouden binnen stam X in centraal Afrika?”.
Antwoord: “Een vader, een moeder, enkele kinderen en een
antropoloog”.
In het financiële centrum van Europa werken daarentegen rond de 300.000
mensen.
Vermoedelijk is het handjevol in de City verdwaalde antropologen op enig moment zelf bankier geworden.
Hoewel Luyendijk overtuigend aantoont dat het voortbestaan van de
wereld(voedselvoorziening) afhangt van de gedragingen van de mensen die werken
voor de wereldomvattende financiële instellingen, lijkt niemand immers precies
te weten wat zich in city afspeelt.
Zo bleek het ronduit gevaarlijk, in de City.
Tenminste: voor wie er werken en wonen.
Er vinden bijvoorbeeld dagelijks executies plaats.
“Executie” is bankierstaal voor ontslag op staande voet.
Want ontslagbescherming bestaat niet, in de City.
Met het rap verdwijnen van de middenklasse betekent dat voor de
afvallers al snel een hondenbaan in de dienstensector.
Kortom: in Luyendijks boek ontpopt de city zich als een jungle.
Niet ondanks, maar dankzij de centrale positie in de Westerse
wereld.
In zekere zin kun je de City zelfs beschouwen als oorlogsgebied.
De middelen
Luyendijk is stilistisch sterk, maar de manier waarop hij zijn
gegevens verzamelde is minstens zo indrukwekkend.
Het boek is gebaseerd op ruim tweehonderd interviews, die
hoogstpersoonlijk door hem werden afgenomen.
Omdat de meeste respondenten panisch waren om hun baan te
verliezen (geen ontslagbescherming!) mocht het opnameapparaat er zelden bij.
Verder is Luyendijk er op een originele en vasthoudende manier in
geslaagd om de “code of silence” te doorbreken.
Vervolgens weet hij nog chocola te maken van zijn bevindingen ook.
Bittere chocola, dat wel.
De missie
Luyendijk is niet uit op ontmaskering.
De belangrijkste feiten over de financiële wereld
zijn volgens hem al genoegzaam bekend.
Het is hem er evenmin om te doen de individuele bankiers te
belasteren of verantwoordelijk te houden voor de crisis.
Hoewel het karakter van bankiers volgens wetenschappers meer
invloed schijnt te hebben op gevaarlijk gedrag dan de hoogte van bonussen (Volkskrant,21 juni 2016) kun je volgens Luyendijk op elk gewenst ogenblik een blik nieuwe
bankiers opentrekken.
Dubbelgangers, die in no time vergelijkbaar
gedrag zullen vertonen.
Het gaat Luyendijk er vooral om inzichtelijk te maken hoe gevaarlijk de
financiële wereld geworden is.
Zo waren zijn respondenten zonder uitzondering redeloos bang, toen
Lehman failliet ging.
Zij reageerden naar eigen zeggen alsof de oorlog was uitgebroken:
familieleden bellen om zo veel mogelijk voedsel te hamsteren en naar het platteland
te vluchten.
Ikzelf had geen idéé, destijds, van de werkelijke dreiging.
Ook interessant: sinds 2008 is er volgens Luyendijk (vrijwel) niets
veranderd.
Inzichten
Er zijn meer redenen om zijn boek te lezen.
Zo beschrijft Luyendijk hoe mensen uit de City volkomen klem
zitten.
London is duur, en vooral goed onderwijs kost een vermogen.
Maar zónder goed onderwijs kom je niet op een elite-universiteit.
De weinige deserteurs hebben dan ook zelden kinderen.
Wie de upper class vaarwel zegt komt al te
gemakkelijk in de onderklasse – in Global Cities is dit de dienstensector – terecht, en anders de kinderen wel.
Dat wil je niet, en zeker niet voor je kinderen.
Zo houdt het systeem zichzelf in stand.
Zonder Luyendijks boek zou ik de relatie tussen een sterk
geprivatiseerd onderwijssysteem en de crash van 2008 niet hebben gelegd.
Hoewel een directe oorzaak-gevolg relatie statistisch gezien niet
te bewijzen valt (daarvoor zijn de verbanden veel te complex) lijkt dit, in
combinatie met de zero job security, een belangrijke factor
die veranderingen blokkeert.
Luyendijk spreekt van een meritocratiecultus met een
sociaal-darwinistische ondertoon.
Verder benoemt hij de pijnlijke identiteitscrisis waarin links
zich op dit moment bevindt.
Zo discrimineert de financiële elite nadrukkelijk niet, en heeft
maling aan een “nationaal wij-gevoel”: traditionele stokpaardjes van links.
De hoog opgeleide en meertalige bankiers uit Londen voelen zich
dan ook meer verwant met een goed opgevoede Nederlander als Luyendijk, dan met
de working poor uit hun eigen stad.
Sociologen noemen dit de in-group.
Het principe van solidariteit (eveneens een stokpaardje van
links!) werkt niet als er geen sprake is van een afgebakende groep, zoals een
land.
Als een groep zich niet meer identificeert met de rest.
Want je kunt niet solidair zijn met de hele wereld, nietwaar?
Professioneel is het grootste compliment, in de City.
Het betekent vooral dat je je emoties – inclusief ethische
overwegingen! – thuis laat.
Professioneel betekent in dit verband dat je amoreel bent.
Niet immoreel, want alleen een domoor overtreedt de wet.
“Het grote gevaar is dat je je existentiële vragen uitbesteedt aan
de bank”, zegt iemand in het boek.
Om kort te gaan: winnen is in, het streven naar een eerlijke herverdeling is uit.
Europa op zijn kop dus, in dit moderne waardensysteem.
Zo dringt de vraag zich op wat de oude Grieken van deze mensen hadden gevonden.
Voor de van werk vrijgestelde elite uit de oudheid was vrije tijd
immers het hoogst bereikbare.
Dit inzicht kan helpen om met andere ogen naar het heden te kijken.
Wat is nu het hoogst bereikbare, het (meritocratische) ideaal, dat maakt dat bankiers met onethisch gedrag wegkomen, zich er zelfs voor op de borst kloppen?
Imagoverandering
Een belangrijke bevinding van het boek is dat het de bankiers
hoegenaamd niets doet om als boeven te worden afgeschilderd.
Zij zien geld verdienen immers als een spel, waarin de sterkste wint:
"In deze sector lopen de slimste mensen op aarde rond. Het is een meritocratie. En ik sta bovenaan."
Verder beschrijven bankiers het ontvangen van een bonus als een roes.
De roes van de overwinning, de roes van wie zich (even) onsterfelijk waant.
Wie zeurt, of zich zwak toont, verraadt zichzelf als middelmatig of zelfs – o gruwel! – als een loser.
De verleiding om desondanks te menen dat mensen je aardig vinden om wie je
bént blijkt ook voor deze mensen echter onweerstaanbaar.
Die illusie lijkt mij hun achilleshiel.
Hoe kun je dergelijke mensen, die zich gedragen als Halfgoden, een spiegel voorhouden?
Prik door, die illusie!
Met andere woorden: spreek hen op een subtielere manier
aan op hun gevoel van eigenwaarde.
Benoem nu de achilleshiel, waar de geschiedenis later om zal gniffelen.
Boeven zijn immers veel te sexy.
“Beter” is in boevenogen: anders, uniek, bijzonder, sterker,
vechtlustig.
Kortom: niet, nooit middelmatig.
Misschien is er hoop, een aanzet tot verandering in de psychische opmaak van de alfa-mannen in de City.
Bijvoorbeeld in onderstaande opmerking van een bankier die - bij wijze van uitzondering - over enige
zelfkennis lijkt te beschikken:
"Zakenbankiers zien zichzelf als hyperindividualisten. (...) Maar als we zo hard werken raken we onszelf juist kwijt – het tegenovergestelde van individualisten."
Oftewel: middelmatig! Die oude Grieken zouden vast een beetje gegniffeld hebben, om onze hedendaagse bankiers.
Reacties
Een reactie posten